Goede tips bij het maken van een cursus.
Lisa Bericht
- Bevat één kernboodschap.
- Maximaal één of twee zinnen.
- Dient om:
- Feedback te geven na een interactie.
- De speler te introduceren in een situatie.
- Context te bieden voor bepaalde interacties.
- Vermijd het gebruik van meer dan twee opeenvolgende berichten.
- Behoud de immersie ("Vind de..." in plaats van "Klik op de...").
Dialoog
- Gebruik korte en bondige zinnen.
- Voeg namen toe aan je personages voor betere herkenning door de speler.
- Vermijd 'vulwoorden':
- NEE: "Ik wilde je alleen even laten weten dat ik echt ontzettend dankbaar ben voor alle hulp die je me de afgelopen weken hebt gegeven."
- JA: "Ik waardeer de hulp die je me de afgelopen weken hebt gegeven."
- Vermijd het gebruik van meer dan twee of drie opeenvolgende dialoogballonnen.
- Vermijd het gebruik van passieve tijden.
Interactietypen
- Gebruik betekenisvolle interactietypen voor elk stukje informatie dat je aan de speler wilt overbrengen:
- Een Woordquiz is het meest geschikt om definities te verwerken.
- Een Spinnerquiz is het meest geschikt voor korte eenwoordantwoorden of getallen.
- Een Dialoogquiz is het meest geschikt wanneer je wilt dat de speler passend reageert in een bepaalde situatie.
- Een Volgordequiz is het meest geschikt voor chronologische en sequentiële procedures.
Goede Praktijken
- ARCS-model:
- Aandacht: Voeg visuele elementen, rollenspellen of humor toe aan de training om de interesse van de speler te wekken.
- Relevantie: Laat het belang van de training zien door herkenbare situaties en leerdoelen te gebruiken (WIIFM = What's in it for me).
- Zelfvertrouwen: Geef de speler feedback na een interactie.
- Tevredenheid: Bied mogelijkheden om de nieuw verworven kennis en vaardigheden te oefenen.
- Neem do's en don'ts op: wat gebeurt er als ik de taak correct of fout uitvoer?
- Gebruik zowel tekst als visuals en plaats relevante tekst bij de bijbehorende visual.
- Spreek de speler aan in de eerste persoon.